Het is een onooglijke boom; eigenlijk lijkt het meer een struik. De Ricinus communis ofwel castorboom. Hij gedijt zelfs goed in de droge, bergachtige bodem rond Lalibela. De geiten lopen met een boog om de giftige boom heen. De (ook giftige) zaden blijven onaangetast aan de bomen hangen.
Die castorbonen zijn echter hun gewicht (bijna) in goud waard. De gebruiksmogelijkheden van de olie die ze bevatten zijn legio: als technisch smeermiddel, exclusieve verzorgingsproducten en zelfs als laxeermiddel en nog vele andere toepassingen. Dat er in Lalibela nog geen productie van de olie is opgezet, komt door het complexe proces van extraheren van de olie, het creëren van een winstgevende productiecapaciteit en het vinden van een externe afzetmarkt.
Wij zien echter kansen in het opzetten van een productielijn, waarbij een inkomen gegenereerd kan worden voor een aantal mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. HIV-geïnfecteerden kunnen bonen oogsten of de olie uit de bonen extraheren. Blinden kunnen de bonen uit hun stekelige bast halen.
Samen met een bevriende organisatie die net als wij de meest kwetsbare mensen in Lalibela aan een bestaanszekerheid helpt verkennen we nu of we deze droom kunnen verwezenlijken. De eerste gesprekken met lokale, bevlogen mensen die een speciale castorolie-associatie moeten oprichten en de gemeente vinden in november plaats. Onderzocht gaat worden waar we nog meer bomen (met de beste kwaliteit bonen) kunnen planten. Uitgangspunt daarbij is dat het geen concurrentie met de lokale voedselvoorziening mag vormen. We zoeken naar braakliggende lapjes grond waar geen andere agrarische activiteit mogelijk is. En daar willen we niet alleen castorbomen planten, maar ook fruit en noten. Kleine voedselbosjes dus.
Of dat ook echt gaat lukken? Daar komen we alleen maar achter door onze schouders eronder te zetten.
Klein beginnen en dan kijken hoe ver we de productie in de loop van de tijd kunnen opvoeren.
Wordt vervolgd…